Wet op de raad voor het landelijk gebied
Wet van 10 oktober 1996 tot instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het landelijk gebied (Wet op de raad voor het landelijk gebied)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vast college van advies van het Rijk in te stellen op het terrein van het landelijk gebied en dat het in verband met artikel 79 van de Grondwet noodzakelijk is daartoe wettelijke bepalingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben gevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Er is een raad voor het landelijk gebied, verder te noemen: de raad.
Artikel 2
De raad heeft tot taak de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal te adviseren over strategische beleidsvraagstukken ten aanzien van de functies landbouw, natuur, bos en landschap, openluchtrecreatie en visserij van het landelijk gebied alsmede strategische beleidsvraagstukken die verband houden met dan wel van invloed zijn op die functies, al dan niet in onderlinge samenhang.
Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
Artikel 4
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de raad voor het landelijk gebied.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 10 oktober 1996
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
j
J. van Aartsen
Uitgegeven de vijfde november 1996
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager